In een wereld vol met godenbeelden, keurt de Bijbel het af om een beeld van God te maken. Het is per definitie onrecht aan de ware God. God roept Zijn volk wel om een Húis voor Hem te bouwen.
We lezen deze week de parasja “Ik roep”. Er zijn twee verschillende groepen te zien in de Tora: Betsaleël met degenen die Gods Huis gaan bouwen aan de ene kant en Aharon met degenen die een beeld van God maken en aanbidden aan de andere kant. Als de stem van God roept, komt er blijkbaar een onderscheid. Hoe je reageert is cruciaal.
We lezen volgens de Driejarige Tora Cyclus Kara’atie (Ik roep):
• Tora: Exodus 31:1-32:14
• Psalm: 67
• Koning: 1 Koningen 1:38-53
• Profeet: Jesaja 43:1-21
• Evangelie: Mattheüs 9:9-34
• Apostel: Hebreeën 10:19-31
God roept ons door Jezus
In het Evangelie lezen we eigenlijk precies hetzelfde. God roept de mensen door Jezus. Mattheüs die aan de weg naar Kapernaüm tol zit te heffen, volgt zonder te aarzelen. Velen doen hetzelfde en het wordt één groot feest in het huis van Rabbi Jesjoea. Wel bijzonder dat Jezus’ huis in het Evangelie genoemd wordt, naast het Huis van Zijn Vader in de Tora.
De feestvierders zijn alleen niet echt van het soort dat je zou verwachten. Zéker niet in het huis van de Messiaanse Rabbi die Zichzelf als de drager van Gods autoriteit beschouwd, een soort Hogepriester!
Een andere groep ontstaat ook, net als in de Tora. Tegenstanders die Jesjoea uiteindelijk openlijk bespotten (vs. 34). Zij keren zich af van dit feest, want dit is in hun ogen een feest voor een gouden kalf: een Rabbi die Zichzelf gelijk stelt aan God! Maar die mensen genezen écht, God roept hén in barmhartigheid. Ja, die anderen zijn ook welkom, maar hebben niet door dat zij een gouden kalf hebben opgebouwd. Hun ‘beeld van God’ wordt verstoord, en dat kunnen zij niet verdragen. De feestvierders hebben hun gouden kalf juist achter zich gelaten!
De gewenste reactie
Als de stem van God klinkt, dan roept Hij je. Maar het is niet altijd makkelijk op te vangen. Als je oren verkeerd afgesteld staan, kan het maar zo zijn dat je op een verkeerde manier reageert. De oren van de kalf-aanbidders in de Tora hadden de eerste vijf woorden blijkbaar niet gehoord in Ex. 20. Daarin werd onder andere gezegd dat je God geen masker mag voordoen (Tweede Woord). Het gouden kalf was het masker dat zij JHWH noemden.
Als God roept dan wordt je wakker, en gooi je al de beelden die je van Hem hebt overboord. Voor Mattheüs was dat het beeld van de keizer. Als je wakker wordt, dan zie je God ineens optreden op een manier die je voor die tijd voor onmogelijk hield. Dan kom je zelf ook tot bloei, want je wordt gevraagd om je creativiteit in te zetten. Mensen mogen scheppen, net als God Zelf de wereld geschapen heeft. Hoe wordt dat in de Psalm van deze week zichtbaar gemaakt (vs. 7)?