Het Heilige is niet zomaar toegankelijk. Daarvoor moet je zelf ook heilig zijn, een ingewijde priester, dienaar van mensen en van God, rein en toegewijd.
We lezen deze week in parasja Parochet (Afscheidingskleed) over de deuren van de Tent van God. Eerst het Afscheidingskleed dat voor het Allerheiligste hangt, maar dan ook van die andere twee deuren: de bedekkingen van de voorhof en het Heilige. Waar kom je precies binnen als je die deuren doorgaat?
We lezen volgens de Driejarige Tora Cyclus:
• Tora: Exodus 26:31-27:19
• Psalm: 63
• Koning: 1 Koningen 6:1-14
• Profeet: Ezechiël 16:10-63
• Evangelie: Mattheüs 7:1-14
• Apostel: Hebreeën 9:1-10
De voorhof is ook bedekt
Wie in de voorhof wil komen, kan dat niet zomaar doen. Er hangt een kleed voor, een מָסָךְ masach in het Hebreeuws. Dat betekent letterlijk een bedekking. Wie de voorhof en het Huis van God niet kent, heeft daarom ook geen idee waar dit over gaat. De bedekking moet eerst worden weggenomen. Het binnenkomen in de voorhof gaat dus altijd samen met een ontdekking. Een ontdekking die je leven voorgoed verandert.
Je moet bijvoorbeeld rein zijn, gedoopt. Daarnaast heb je een offergave bij je, een dier om te slachten of brood. Ten slotte moet je ontvankelijk zijn. Want je zult een priester ontmoeten die je zal inleiden in de geheimen van de rituelen die in de voorhof worden volbracht. Als je daar niet op voorbereid bent, heb je nog een bedekking. Je kunt er dan vanuit gaan dat je die geheimen die God wil laten zien in Zijn Huis, mist. Als we zijn gedoopt in de dood van Jezus, hebben we dus eigenlijk nog maar aan één van de drie voorwaarden voldaan.
In de voorhof zien we het Heilige
Wie in de voorhof komt, is ontvankelijk voor God. Maar hij loopt gelijk tegen talloze belemmeringen aan om verder te komen, en dat moet ook. Het altaar mag hij niet bedienen, de wasvat blijft verboden terrein. Het Huis wat er staat, is nu wel zichtbaar, maar het Heilige is en blijft afgesloten. Een enkele glimp is misschien zichtbaar voor wie getuige is van een moment dat een priester daar binnengaat. Maar dat is bepaald niet vanzelfsprekend.
Priesters nemen de offers aan en mogen het altaar bedienen. Dat is de plaats waar God geloofd, gedankt en aanbeden wordt door Israël. Een plaats van intieme gemeenschap en feest. En ja, als je een zonde hebt begaan, is dit ook de plaats om het goed te maken.
Het Heilige binnengaan
Priesters die het Heilige binnengaan, moeten eerst langs het wasvat om handen en voeten ritueel te reinigen. Dat is geen reiniging van zonde en besmetting, maar een aanraking met het levende water. Door dat water handelt en wandelt de priester in overeenstemming met de bron van leven, God Zelf. Hij ís dan Gods leven. Zo kan hij binnengaan in het Heilige.
De ontdekking die hij doet als hij het Heilige binnengaat, is onbeschrijflijk. Het is de ‘kleine poort’ naar het léven (vandáár) waar Jezus over spreekt in Mattheüs. Het gaat boven alle intimiteit en aanbidding in de voorhof. Hier wordt de mogelijkheid zichtbaar van dingen die maar weinig mensen kennen en mee zullen maken. Wat weten we van die dingen?